Información sobre la palabra afsluiten (neerlandés → Esperanto: bari)

Sinónimos: afdammen, afzetten, belemmeren, stuwen, versperren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɑfslœy̯̯tən)/
Separaciónaf·slui·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) sluit af(ik) sloot af
(jij) sluit af(jij) sloot af
(hij) sluit af(hij) sloot af
(wij) sluiten af(wij) sloten af
(jullie) sluiten af(jullie) sloten af
(gij) sluit af(gij) sloot af
(zij) sluiten af(zij) sloten af
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) afsluite(dat ik) afslote
(dat jij) afsluite(dat jij) afslote
(dat hij) afsluite(dat hij) afslote
(dat wij) afsluiten(dat wij) afsloten
(dat jullie) afsluiten(dat jullie) afsloten
(dat gij) afsluitet(dat gij) afslotet
(dat zij) afsluiten(dat zij) afsloten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
sluit afsluit af
Participios
Participio presenteParticipio pasado
afsluitend, afsluitende(hebben) afgesloten

Muestras de uso

Google Maps geeft aan dat een aantal grote wegen aan de zuidkant van Moskou zijn afgesloten, waarschijnlijk om de Wagner‐huurlingen die richting de hoofdstad trekken te vertragen.

Traducciones

afrikáansversper
alemánhindern; sperren; versperren; absperren
catalánbarrar; obstruir
españolinterceptar; privar el paso
esperantobari
feroésforða; steingja
francésbarrer
frisón de Saterlandferspeere; ferweere; hinderje; speere
frisón occidentalôfslute
inglésbar; block
italianosbarrare
portuguésbarrar; interceptar; tapar; trancar
rusoзаграждать