Información sobre la palabra laden (neerlandés → Esperanto: ŝarĝi)

Sinónimo: beladen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈladə(n)/
Separaciónla·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) laad(ik) laadde
(jij) laadt(jij) laadde
(hij) laadt(hij) laadde
(wij) laden(wij) laadden
(jullie) laden(jullie) laadden
(gij) laadt(gij) laaddet
(zij) laden(zij) laadden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) lade(dat ik) laadde
(dat jij) lade(dat jij) laadde
(dat hij) lade(dat hij) laadde
(dat wij) laden(dat wij) laadden
(dat jullie) laden(dat jullie) laadden
(dat gij) ladet(dat gij) laaddet
(dat zij) laden(dat zij) laadden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
laadlaadt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
ladend, ladende(hebben) geladen

Muestras de uso

Het toestel was boordevol geladen met voedsel, gereedschap, medicamenten en dergelijke.
Na deze woorden laadde hij de walmende bak voorzichtig op een wagentje, trok zijn bonthoed over de oren en verliet de bouwval.

Traducciones

alemánbeauftragen; belasten; laden; aufladen; beladen
catalánabarrotar; aclaparar; atapeir; carregar; importunar; oprimir
checonabíjet; nabít; nakládat; naložit; naplnit
españolcargar
esperantoŝarĝi
feroésferma; løða
frisón de Saterlandapleede; beapdreege; belastje; beleede; leede
frisón occidentallade
inglésload; charge
italianocaricare
malayomemuati
papiamentokarga
portuguéscarregar; estivar; onerar; pôr carga em
rumanoîmpovăra; încărca; îngreuna
rusoгрузить
sranan tongolay; stow
suecoladda; lasta
tailandésบรรทุก