Sinónimos: aanbinden, aanpakken, aanvaarden, aanvangen, beginnen aan, beginnen met, ter hand nemen, inzetten, starten, overgaan tot, een begin maken met
Categoría gramatical | verbo |
---|
Pronunciación | /bəˈɣɪnə(n)/ |
---|
Separación | be·gin·nen |
---|
Conjugación
Modo indicativo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(ik) begin | (ik) begon |
(jij) begint | (jij) begon |
(hij) begint | (hij) begon |
(wij) beginnen | (wij) begonnen |
(jullie) beginnen | (jullie) begonnen |
(gij) begint | (gij) begont |
(zij) beginnen | (zij) begonnen |
Modo subjuntivo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(dat ik) beginne | (dat ik) begonne |
(dat jij) beginne | (dat jij) begonne |
(dat hij) beginne | (dat hij) begonne |
(dat wij) beginnen | (dat wij) begonnen |
(dat jullie) beginnen | (dat jullie) begonnen |
(dat gij) beginnet | (dat gij) begonnet |
(dat zij) beginnen | (dat zij) begonnen |
Modo imperativo |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
begin | begint |
Participios |
---|
Participio presente | Participio pasado |
---|
beginnend, beginnende | (zijn) begonnen |
Vandaag ga ik een heel nieuw leven beginnen.
Ik zeg je, als je snel rijk wilt worden zonder dat er lastige vragen gesteld worden, dan moet je een nieuwe religie beginnen.