Información sobre la palabra laten (neerlandés → Esperanto: igi)

Sinónimos: doen, laten doen, maken, ertoe brengen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈlatə(n)/
Separaciónla·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) laat(ik) liet
(jij) laat(jij) liet
(hij) laat(hij) liet
(wij) laten(wij) lieten
(jullie) laten(jullie) lieten
(gij) laat(gij) liet
(zij) laten(zij) lieten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) late(dat ik) liete
(dat jij) late(dat jij) liete
(dat hij) late(dat hij) liete
(dat wij) laten(dat wij) lieten
(dat jullie) laten(dat jullie) lieten
(dat gij) latet(dat gij) lietet
(dat zij) laten(dat zij) lieten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
laatlaat
Participios
Participio presenteParticipio pasado
latend, latende(hebben) gelaten

Muestras de uso

Als je iets te zeggen hebt, laat het dan iets verstandigs zijn.
Laat iemand ons de weg wijzen naar de heuvel.
Ik liet hem de beide foto’s zien.
Laat de krijgers zich opstellen.

Traducciones

alemánmachen; veranlassen; bewirken; verursachen; lassen
cataláncausar
criolla jamaiquinamek
checovyvolat; způsobit
españolcausar
esperantoigi
feroésfáa at; gera; lata
finéstehdä
francésfaire; rendre
frisón de Saterlanddwo; dwo läite; feranlasje; läite; moakje
frisón occidentaldwaan; litte; meitsje
ingléscause; get; make; have
polacoczynić czymś; skłaniać do czegoś
suajili‐tia
tailandésให้