Information about the word wegen (Dutch → Esperanto: pesi)

Synonyms: afwegen, het gewicht bepalen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛɣə(n)/
Hyphenationwe·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) weeg(ik) woog
(jij) weegt(jij) woog
(hij) weegt(hij) woog
(wij) wegen(wij) wogen
(jullie) wegen(jullie) wogen
(gij) weegt(gij) woogt
(zij) wegen(zij) wogen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wege(dat ik) woge
(dat jij) wege(dat jij) woge
(dat hij) wege(dat hij) woge
(dat wij) wegen(dat wij) wogen
(dat jullie) wegen(dat jullie) wogen
(dat gij) weget(dat gij) woget
(dat zij) wegen(dat zij) wogen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
weegweegt
Participles
Present participlePast participle
wegend, wegende(hebben) gewogen

Usage samples

Ik zou me door die computer nog niet laten wégen.

Translations

Catalanpesar
Czechvážit
Danishveje
Englishweigh
Esperantopesi
Faeroeseviga
Frenchpeser
Germanwägen; abwägen; wiegen
Italianpesare
Low Germanweagen; afweagen
Polishważyć
Portuguesepesar; tomar o peso
Russianвзвешивать
Saterland Frisianouweege; weege
Spanishpesar
Srananwegi