Information about the word vermaken (Dutch → Esperanto: amuzi)

Synonyms: amuseren, onderhóúden

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈmakə(n)/
Hyphenationver·ma·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vermaak(ik) vermaakte
(jij) vermaakt(jij) vermaakte
(hij) vermaakt(hij) vermaakte
(wij) vermaken(wij) vermaakten
(jullie) vermaken(jullie) vermaakten
(gij) vermaakt(gij) vermaaktet
(zij) vermaken(zij) vermaakten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vermake(dat ik) vermaakte
(dat jij) vermake(dat jij) vermaakte
(dat hij) vermake(dat hij) vermaakte
(dat wij) vermaken(dat wij) vermaakten
(dat jullie) vermaken(dat jullie) vermaakten
(dat gij) vermaket(dat gij) vermaaktet
(dat zij) vermaken(dat zij) vermaakten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vermaakvermaakt
Participles
Present participlePast participle
vermakend, vermakende(hebben) vermaakt

Usage samples

Jullie grappen zijn werkelijk niet vermakend.

Translations

Afrikaansvermaak
Albaniandëfrej
Catalandivertir
Englishamuse; entertain
Esperantoamuzi
Finnishhuvittaa
Frenchamuser
Germanamüsieren; belustigen; ergötzen; unterhalten; vergnügen
Hungarianszórakoztat
Italiandivertire
Latinoblectare
Portuguesedivertir; recrear
Romanianamuza
Russianзабавлять
Saterland Frisianamüsierje; unnerhoolde
Spanishdivertir; entretener
Thaiทำให้สนุก
Turkisheğlendirmek
West Frisianfermeitsje