Synonyms: afnemen, slinken, verflauwen, verminderen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(hij) taant | (hij) taande |
(zij) tanen | (zij) taanden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat hij) tane | (dat hij) taande |
(dat zij) tanen | (dat zij) taanden |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
tanend, tanende | (zijn) getaand |
Eerlijk gezegd zat ze nogal in de zorgen, want haar toverkracht was al jaren aan het tanen.
De geslaagde operatie op de Krim had zijn lang tanende populariteit weer tot grote hoogte opgestuwd.