Information about the word verbieden (Dutch → Esperanto: malpermesi)

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈbidə(n)/
Hyphenationver·bie·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verbied(ik) verbood
(jij) verbiedt(jij) verbood
(hij) verbiedt(hij) verbood
(wij) verbieden(wij) verboden
(jullie) verbieden(jullie) verboden
(gij) verbiedt(gij) verboodt
(zij) verbieden(zij) verboden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verbiede(dat ik) verbode
(dat jij) verbiede(dat jij) verbode
(dat hij) verbiede(dat hij) verbode
(dat wij) verbieden(dat wij) verboden
(dat jullie) verbieden(dat jullie) verboden
(dat gij) verbiedet(dat gij) verbodet
(dat zij) verbieden(dat zij) verboden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verbiedverbiedt
Participles
Present participlePast participle
verbiedend, verbiedende(hebben) verboden

Usage samples

Dat heb ik verboden toen ik voorzitter was.
Eind ’59 verbood Ardelia me nog langer in de bibliotheek te komen.
Je weet nu waar de gang is en ik zal je niet verbieden er gebruik van te maken.
In navolging van Letland verbiedt Estland een aantal Russischtalige zenders.

Translations

Czechzakázat; zakazovat; zapovědět
Danishforbyde
Englishforbid; prohibit; ban
English (Old English)forbeodan
Esperantomalpermesi; prohibi
Frenchinterdire
Germanuntersagen; verbieten
Italianvietare
Latinprohibire; vetare
Papiamentoprohibí; taha
Polishzabraniać
Romanianinterzice; opri
Saterland Frisianferbjoode
Spanishprohibir
Thaiห้าม