Information about the word uiteennemen (Dutch → Esperanto: malmunti)

Synonyms: demonteren, uit elkaar nemen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) neem uiteen(ik) nam uiteen
(jij) neemt uiteen(jij) nam uiteen
(hij) neemt uiteen(hij) nam uiteen
(wij) nemen uiteen(wij) namen uiteen
(jullie) nemen uiteen(jullie) namen uiteen
(gij) neemt uiteen(gij) naamt uiteen
(zij) nemen uiteen(zij) namen uiteen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uiteenneme(dat ik) uiteenname
(dat jij) uiteenneme(dat jij) uiteenname
(dat hij) uiteenneme(dat hij) uiteenname
(dat wij) uiteennemen(dat wij) uiteennamen
(dat jullie) uiteennemen(dat jullie) uiteennamen
(dat gij) uiteennemet(dat gij) uiteennamet
(dat zij) uiteennemen(dat zij) uiteennamen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
neem uiteenneemt uiteen
Participles
Present participlePast participle
uiteennemend, uiteennemende(hebben) uiteengenomen

Translations

Englishtake apart; dismantle; disassemble
Esperantomalmunti
Papiamentodemontá; desarmá
Portuguesedesmontar
Spanishdemontar
West Frisiandemontearje