Information about the word samentrekken (Dutch → Esperanto: kuntiri)

Synonym: meetrekken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) trek samen(ik) trok samen
(jij) trekt samen(jij) trok samen
(hij) trekt samen(hij) trok samen
(wij) trekken samen(wij) trokken samen
(jullie) trekken samen(jullie) trokken samen
(gij) trekt samen(gij) trokt samen
(zij) trekken samen(zij) trokken samen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) samentrekke(dat ik) samentrokke
(dat jij) samentrekke(dat jij) samentrokke
(dat hij) samentrekke(dat hij) samentrokke
(dat wij) samentrekken(dat wij) samentrokken
(dat jullie) samentrekken(dat jullie) samentrokken
(dat gij) samentrekket(dat gij) samentrokket
(dat zij) samentrekken(dat zij) samentrokken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
trek samentrekt samen
Participles
Present participlePast participle
samentrekkend, samentrekkende(hebben) samengetrokken

Translations

Englishdrag; draw; pull
Esperantokuntiri
Frenchentraîner
Germanzusammenziehen
Portuguesecontrair