Synonyms: achter zijn, over tijd zijn, te laat zijn, vertraging hebben
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈɔpɦɑu̯̯də(n)/, /ˈɔpɦɑu̯̯ʋə(n)/ |
---|
Hyphenation | op·houd·en |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(hij) houdt op | (hij) hield op |
(zij) houden op | (zij) hielden op |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat hij) ophoude | (dat hij) ophielde |
(dat zij) ophouden | (dat zij) ophielden |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
ophoudend, ophoudende | (zijn) opgehouden |
Je manieren zijn uitstekend, maar wel lastig, want onze maaltijd wordt erdoor opgehouden.
Hij kan door een heleboel dingen zijn opgehouden.