Information about the word malen (Dutch → Esperanto: deliri)

Synonyms: ijlen, kolderen, raaskallen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmalə(n)/
Hyphenationma·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) maal(ik) maalde
(jij) maalt(jij) maalde
(hij) maalt(hij) maalde
(wij) malen(wij) maalden
(jullie) malen(jullie) maalden
(gij) maalt(gij) maaldet
(zij) malen(zij) maalden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) male(dat ik) maalde
(dat jij) male(dat jij) maalde
(dat hij) male(dat hij) maalde
(dat wij) malen(dat wij) maalden
(dat jullie) malen(dat jullie) maalden
(dat gij) malet(dat gij) maaldet
(dat zij) malen(dat zij) maalden
Participles
Present participlePast participle
malend, malende(hebben) gemalen

Translations

Catalandelirar
Englishbe delirious; rave
Esperantodeliri
Faeroesetosa í ørviti
Finnishhourailla
Frenchdélirer
Germandelirieren; irre reden; faseln
Portuguesedelirar; divagar; tresvariar
Russianбредить
Saterland Frisiandoamelje; dweele