Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord residence

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(dwelling‐place; domicile)
woonplaats
(habitation)
(abode; dwelling)
🔗 The search operation at K̲h̲an’s residence could trigger more violence as the South Asian country grapples with political and economic instability.
official residence
;
ofica loĝejo
residence permit
take up one’s residence
; ;
zijn tenten opslaan
(inhabitant; denizen);
🔗 But the bridge remains treasured by residents and visitors alike.

EngelsNederlands
residence huis; inwoning; lokaliteit; verblijf; verblijfplaats; woning; woonplaats
be in residence aanwezig zijn
hall of residence studentenhuis
holiday residence vakantieverblijf
official residence ambtswoning; dienstwoning
residence permit verblijfsvergunning; woonvergunning
summer residence zomerwoning
take up one’s residence zich metterwoon vestigen; zich vestigen
take up residence zich metterwoon vestigen; zich vestigen
writer in residence gastschrijver
resident bewoner; ingezetene; intern; inwonend; inwoner; minister‐resident; resident; vast; woonachtig
residential buurt‐; residentieel; woon‐
winter‐residence winterverblijf