Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord butt on

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
button
(push‐button);
button
(knob; stud)
bachelor’s buttons
(feverfew)
bachelor’s buttons
(cornflower)
bachelor’s buttons
(perennial cornflower; mountain cornflower; montane knapweed; mountain bluet)
bitter buttons
(common tansy; cow bitter; golden buttons; tansy)
golden buttons
(common tansy; bitter buttons; cow bitter; tansy)
wild bachelor’s buttons
(common chicory; chicory)
;
wilde cichorei
bell‐button
(bell‐push)
belly‐button
(navel)
(aim; goal; purpose; target; end; intent; objective; destination; object)
🔗 Rand kept his mouth shut, certain they were the butt of a joke, now, but Perrin spoke up.
(behind; bottom; buttocks; arse; backside; bum);
zitvlak
(grip)
button‐burr
(lesser burdock; burrweed; louse‐burr; common burdock; cuckoo‐button; wild rhubarb)
gewone klit
;
kleine klit
cuckoo‐button
(lesser burdock; burrweed; louse‐burr; common burdock; button‐burr; wild rhubarb)
gewone klit
;
kleine klit
push‐button
(button)

EngelsNederlands
butt on grenzen aan
button button; dichtgaan; dop; knoop; knop; knopen; knopen aanzetten; met een knoop vastmaken; speldje; toeknopen; vastknopen
bachelor’s buttons dubbele boterbloem; korenbloem; moederkruid
bitter buttons boerenwormkruid; reinvaren; wormkruid; wormzaad
button up dichtknopen; knopen; toeknopen; vastknopen
golden buttons boerenwormkruid; reinvaren; wormkruid; wormzaad
have a button loose ze niet alle vijf bij mekaar hebben; ze niet alle vijf op een rijtje hebben
he has not all his button on hij heeft ze niet alle vijf bij mekaar; hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje
hit the panic button in paniek raken
shirt button hemdsknoop; overhemdknoop
starter button startknop
the buttons de chasseur; de piccolo
wild bachelor’s buttons cikorei; wegenwachter; wilde cichorei
bell‐button belknop
belly‐button navel
butt botsen; dik eind; doel; doelwit; geweerkolf; grenzen; kogelvanger; kolf; kont; mikpunt; pardoes; peuk; peukje; platvis; reet; stinkstok; stomp; stompje; stoot; stoten; vaatje; vat; zetten
buttonboot knooplaars
button‐burr gewone klit; kleine klit
button‐fastening knoopsluiting
buttonhole aanklampen; festonneren; knoopsgat; van knoopsgaten voorzien
button‐hook knopehaak
buttoning knoopsluiting
buttons chasseur; piccolo
cuckoo‐button gewone klit; kleine klit
press‐button drukkertje; drukknoop; drukknoopje; drukknop
push‐button drukknop
unbutton losknopen; loskomen; ontdooien; ontknopen