Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord apt
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(inclined; disposed; amenable; biased) | ||
(of use; suitable; appropriate; due; expedient; right; useful; fitting; applicable) | ||
🔗 It was an apt end to a hellish week. | ||
(striking; apposite; appropriate; pertinent) | ||
(adroit; proficient; capable; handy; skilful; skilled; adept; ace; deft) | ||
(intelligent; sagacious; brainy; smart) | ; ; ; | |
(talented) | ; talentvol | talenta |
be apt to (have a tendency; tend; be inclined) | ||
(disposition; talent) | ||
(predisposition; tendency; disposition) | ||
(capability; fitness; suitability; appropriateness) | ||
(expertness; skilfulness; ability; competence; skill) | ||
(intelligence; smarts) | ; ; ; snuggerheid |
Engels | Nederlands |
---|---|
apt | ⇆ bekwaam; ⇆ geneigd; ⇆ gepast; ⇆ geschikt; ⇆ handig; ⇆ juist; ⇆ pienter; ⇆ to the point; ⇆ trefzeker |
apt at | ⇆ handig in |
apt to | ⇆ geneigd om te; ⇆ onderhevig aan |
apt to take offence | ⇆ gauw beledigd |
be apt to | ⇆ de neiging hebben om |
aptitude | ⇆ aanleg; ⇆ bekwaamheid; ⇆ geneigdheid; ⇆ geschiktheid; ⇆ handigheid; ⇆ neiging |
aptly | ⇆ ad rem; ⇆ bekwaam; ⇆ geschikt; ⇆ handig; ⇆ juist; ⇆ naar behoren; ⇆ precies passend; ⇆ van pas; ⇆ wakker |
aptness | ⇆ aanleg; ⇆ bekwaamheid; ⇆ geneigdheid; ⇆ geschiktheid; ⇆ handigheid; ⇆ neiging |
inapt | ⇆ niet ad rem; ⇆ onbekwaam; ⇆ ongeschikt |
unapt | ⇆ onbekwaam; ⇆ ongepast; ⇆ ongeschikt |