Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais schieten
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
(vuren) | tirer | |
🔗 Toen was hij klaar om te schieten. | ||
s’abattre | ||
(schietpartij; vuren) | fusillade ; tir | |
🔗 Op die manier ging er een uur voorbij met schieten. | ||
(afvuren; lossen; afsteken) | ||
🔗 Mijn hart zal zijn alls een rots van graniet, waarop de pijlen die ze op me afschiet, zullen afketsen. | ||
(fusilleren) | ||
🔗 Waarom zou ik jou niet doodschieten? | ||
(beschieting; schieten; schietpartij; vuren) | fusillade ; tir | |
(artillerie) | artillerie | |
🔗 De Boeren brengen meer en zwaarder geschut in stelling bij Colenso en Ladysmith. | ||
(voortmaken) | ||
🔗 Daarom moeten we nu opschieten. | ||
(vooruitgaan; vorderen) | avancer ; progresser | |
🔗 We schoten slecht op. | ||
(zuiver schieten) | tirer juste | pafi trafe |
(schieten) | fusillade ; tir | |
🔗 De schietpartij vond rond 05:30 uur plaats in de Torenstraat. | ||
(aansnellen; toelopen; toesnellen; komen aanhollen; komen aanrennen) | ||
s’abattre ; tomber | ||
(tanen; verbleken) | pâlir | paliĝi |