Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais geven
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
abouler ; bailler ; ; | ||
🔗 Gij gaaft het al. | ||
🔗 Hoeveel geef je voor deze jas? | ||
(houden van) | ; ; estimer | |
🔗 Ik wist niet dat jij om poëzie gaf. | ||
te denken geven | inspirer | pensigi |
(aanduiden; aanwijzen; beduiden; wijzen; wijzen op) | désigner ; | |
🔗 Sandy keek in de aangegeven richting. | ||
(aanduiden; kenmerken; merken) | désigner ; marquer | signi |
(verklaren) | ||
🔗 U heeft namelijk aangegeven dat u zich toen niet meer beschikbaar stelde. | ||
(aanbrengen; aangifte doen van) | accuser ; dénoncer ; livrer | |
🔗 We moeten de diefstal aangeven. | ||
(in bewaring geven) | ||
🔗 Als er geld in die koffer zit, wat ik erg betwijfel, geeft hij hem niet af in het bagedepot. | ||
introduire | ||
🔗 Hij kreeg een lumineus idee, keerde terug naar Google en gaf Wasserij Schepens in. | ||
(afstaan; bezwijken) | ; abdiquer ; céder ; reculer ; | |
(toedichten; toeschrijven) | attribuer | |
🔗 Ik moet ze hun prestaties nageven. | ||
(boodschap; opdracht) | commission | |
(prijsgeven) | abdiquer | |
🔗 Hij gaf zeer veel slijm op. | ||
(afstand doen van; afzien van) | ; renoncer ; résigner | |
🔗 Amro gaf zijn pogingen om in slaap te vallen op. | ||
(vertellen) | ||
🔗 Ze gaven hun namen op. | ||
(ophouden met) | arrêter ; faire cesser ; interrompre ; terminer | |
🔗 Omdat ik het al zo dikwijls opgegeven heb. | ||
(braken; kotsen; spugen; vomeren) | rejeter ; rejeter de la nourriture ; rendre ; vomir | |
🔗 Neem me niet kwalijk als ik moet overgeven. | ||
(opgeven) | abdiquer | |
🔗 Wij kunnen geen oordeel vellen over feiten die u niet aan de openbaarheid prijsgeeft. | ||
dispenser ; distribuer | ||
adjoindre ; ajouter ; joindre | ||
(bekennen; erkennen) | avouer | |
🔗 U geeft dus toe dat u geweld hebt gebruikt! | ||
(besteden; spenderen; verteren) | dépenser | |
🔗 We geven te veel aan eten uit! | ||
(uitbrengen) | éditer | |
(weggeven) | livrer | |
(begenadigen) | excuser ; pardonner | |
🔗 God vergeve het mij dat ik zo over een dode spreek. | ||
(doen alsof; voorwenden) | prétexter ; se retrancher | |
(genereus; gul; kwistig; royaal; scheutig) | généreux ; large | |
🔗 Salt Lake City is de vrijgevigste stad van Amerika. | ||
(offervaardig) | généreux | oferema |
🔗 Ze was erg vrijgevig en bezat een aanzienlijk eigen vermogen. | ||
(vergeven) | livrer |