English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word without fail

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
without fail
(definitely; necessarily)
; ; ; ; ;
without fail
zonder mankeren
senmanke
(flop)
schipbreuk lijden
(die away; die out; go extinct; become extinct); ; ;
(miscarry; come unstuck); ; ;
🔗 You have failed me for the last time, admiral.
(neglect; omit)
ne fari
(decline; recede);
malprosperi
(neglect)

EnglishDutch
without fail zeker; zonder mankeren
fail achteruitgaan; afgewezen worden; bakken; begeven; de mist in gaan; duperen; echec; failleren; failliet gaan; falen; geen resultaat hebben; geen succes hebben; het laten afweten; in de steek laten; in gebreke blijven; laten zakken; mankeren; minder worden; mislopen; mislukken; nalaten; niet kunnen; niet uitkomen; niet verder kunnen; ontbreken; onvoldoende; schipbreuk lijden; te kort schieten; teleurstellen; uitgaan; uitvallen; verzuimen; zakken; zakken voor