English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word wedding dress

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
een verband omleggen
;
verzorgen van een wond
(clothe; fit; suit; array; attire);
vesti
🔗 Muttering under his breath, he dressed hurriedly.
(get dressed);
toilet maken
vestiĝi
(get dressed; dress oneself)
(article of clothing; apparel); ;
(gown; robe)
(costume; outfit; suit); ;
(robe)
🔗 Her dresses hung on a cloakstand, the last of the room’s furnishings.
wedding
wedding
(wedding‐party)
wedding
(wedding‐feast; wedding‐party)
wedding
trouwplechtigheid
geedziĝa soleno
wedding
(marriage)
;
wedding
(marriage)
wedding
(wedding ceremony; nuptials)

EnglishDutch
wedding dress bruidsjapon; bruidsjurk; trouwgewaad; trouwjapon; trouwjurk; trouwkleed
dress aankleden; aanmaken; ambtsgewaad; avondtoilet; bekleden; bemesten; bereiden; bewerken; dos; dracht; een verband leggen op; gala; gewaad; japon; jurk; kappen; klaarmaken; kleden; kleding; kleed; kleren; kostuum; mesten; opmaken; pappen; pavoiseren; prepareren; richten; roskammen; schoonmaken; tenue; toilet; toilet maken; tooien; verbinden; zich aankleden; zich kleden; zich richten
wedding bruiloft; huwelijk; huwelijksfeest; trouwerij; trouwfeest