English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word wash place
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
wash‐place (lavatory; washing‐accomodation; wash‐room; ablution) | wasgelegenheid ; washok ; wasinrichting | |
(field; site; locale) | ; ; | |
🔗 You wouldn’t like the place. | ||
(locate; position; set) | ; | loki |
(lay down; put; set) | ; | |
🔗 It has placed the heads of it victims on spikes in cities it has captured and posted videos of savage executions on‐line. | ||
(seat) | ||
(attach; put onto; add; append; apply; assign; paste) | ; | almeti |
(stead; spot; locality; site) | ; ; ; | |
🔗 I examined the place. | ||
(put) | ; | |
🔗 The escalation of power outages is also deeply worrying for South Africa’s food security, driving up prices, and placing an even greater strain on stretched household budgets. | ||
(launder) | ; ; | |
🔗 And wash your hands again! | ||
lesivi | ||
tralavi | ||
🔗 He had to wash. | ||
(carry; bear) | ; ; |
English | Dutch |
---|---|
wash place | ⇆ wasgelegenheid |
place | ⇆ aanbrengen; ⇆ aanleggen; ⇆ ambt; ⇆ betrekking; ⇆ gelegenheid; ⇆ herkennen; ⇆ huis; ⇆ kantoor; ⇆ leggen; ⇆ onderbrengen; ⇆ oord; ⇆ passage; ⇆ plaats; ⇆ plaatsen; ⇆ plaatsje; ⇆ plein; ⇆ plek; ⇆ positie; ⇆ post; ⇆ stationeren; ⇆ stede; ⇆ stee; ⇆ stek; ⇆ stellen; ⇆ thuisbrengen; ⇆ uitzetten; ⇆ verblijf; ⇆ winkel; ⇆ woning; ⇆ zaak; ⇆ zetten |
wash | ⇆ aanspoeling; ⇆ aanspoelsel; ⇆ aanstrijken; ⇆ afsoppen; ⇆ afspoelen; ⇆ afwassen; ⇆ bespoelen; ⇆ besproeien; ⇆ bestrijken; ⇆ dweilen; ⇆ gewassen tekening; ⇆ goed blijven in de was; ⇆ golfslag; ⇆ kielwater; ⇆ kleurtje; ⇆ lappen; ⇆ omspóélen; ⇆ omwassen; ⇆ saus; ⇆ sausen; ⇆ sauzen; ⇆ schoonwassen; ⇆ spoelen; ⇆ spoeling; ⇆ spoelsel; ⇆ spoelwater; ⇆ uitspoelen; ⇆ uitwassen; ⇆ vernisje; ⇆ vernissen; ⇆ was; ⇆ wasecht zijn; ⇆ wassen; ⇆ wassing; ⇆ waterverf; ⇆ zich laten wassen; ⇆ zich wassen; ⇆ ómspoelen |