English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word warm

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 Isn’t it warm enough?
(hearty; cordial; heartfelt; wholehearted; affectionate)
🔗 And Ukrainian refugees have received a warm welcome in neighbouring countries because their hosts are all too aware that unless Russian aggression is stopped, they too could be refugees tomorrow.
(cordial; hearty)
(friendly; amiable; amicable);
(warm up; become hot)
varmiĝi
(heat);
varmigi
🔗 Do you not wish to warm yourself, by my fire?
(warm; become hot)
varmiĝi
🔗 He’ll soon warm up.
lukewarm
(tepid)
warmly
varme
warmly
(friendly)
in der minne
;
warmly
(absolutely; deeply; greatly; heartily; wholeheartedly)
🔗 He found the warmth of the blaze welcome, for the night had grown cold, and he sat for some time warming himself.

EnglishDutch
warm⇆ enthousiast; ⇆ hartelijk; ⇆ heet; ⇆ in vuur geraken; ⇆ in vuur raken; ⇆ opgewonden; ⇆ sympathiek; ⇆ verhit; ⇆ verwarmen; ⇆ vurig; ⇆ warm; ⇆ warmen; ⇆ warmlopen; ⇆ warm maken; ⇆ warm worden
get warm⇆ warm worden
make it warm for somebody⇆ iemand het vuur na aan de schenen leggen; ⇆ iemand in een lastig parket brengen
make things warm for somebody⇆ iemand het vuur na aan de schenen leggen; ⇆ iemand in een lastig parket brengen
warm front⇆ warmtefront
warm oneself⇆ zich warmen
warm oneself at⇆ zich warmen aan
warm to⇆ warmlopen voor
warm to the subject⇆ meer en meer in vuur raken
warm up⇆ de spieren losmaken; ⇆ in gloed geraken; ⇆ in vuur geraken; ⇆ in vuur raken; ⇆ inspelen; ⇆ opwarmen; ⇆ warm worden; ⇆ warmer worden; ⇆ warmlopen
warm up to⇆ warmlopen voor
warm with⇆ verhit door
lukewarm⇆ lauw
warm‐blooded⇆ warmbloedig
warm‐hearted⇆ hartelijk
warming⇆ verwarming
warmly⇆ hartelijk; ⇆ met vuur; ⇆ met warmte; ⇆ warm
warmth⇆ enthousiasme; ⇆ hartelijkheid; ⇆ heftigheid; ⇆ opgewondenheid; ⇆ warmte
warm‐up⇆ opwarmertje; ⇆ warming‐up