English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word wandering

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
wandering
(tramping)
(roam; wander about; trek)
(roam; stray; rove); ; ; ; ;
vagadi

EnglishDutch
wandering afdwalend; afdwaling; dolend; dwalend; dwaling; omzwerving; ronddolend; rondzwervend; verdoold; zwervend
wandering gout vliegende jicht
wandering kidney wandelende nier
wandering spirit dwaalgeest
wander afdwalen; afreizen; afwijken; afzwerven; banjeren; dolen; dwalen; ijlen; raaskallen; ronddolen; ronddwalen; rondzwerven; zwerven