English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word twine
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
twine (braid; plait; wreathe) | plekti | |
bind‐twine |
English | Dutch |
---|---|
twine | ⇆ bindgaren; ⇆ bindtouw; ⇆ bocht; ⇆ kronkel; ⇆ kronkeling; ⇆ paktouw; ⇆ ranken; ⇆ strengelen; ⇆ tweern; ⇆ tweernen; ⇆ twijn; ⇆ twijndraad; ⇆ twijnen; ⇆ vlechten; ⇆ zich kronkelen |
twine about | ⇆ omstrengelen |
twine itself round | ⇆ omstrengelen; ⇆ zich slingeren om |
twine round | ⇆ omranken; ⇆ omstrengelen; ⇆ omwínden; ⇆ zich kronkelen om; ⇆ zich slingeren om |
bind‐twine | ⇆ bindtouw |
entwine | ⇆ ineenstrengelen; ⇆ invlechten; ⇆ omstrengelen; ⇆ omwínden; ⇆ vlechten |
intertwine | ⇆ dooreenvlechten; ⇆ doorvlechten; ⇆ ineenstrengelen; ⇆ invlechten; ⇆ verstrengelen; ⇆ vervlechten; ⇆ zich dooreenvlechten; ⇆ zich ineenstrengelen; ⇆ zich verstrengelen |
twiner | ⇆ twijnder |
twining | ⇆ strengeling |
untwine | ⇆ losdraaien; ⇆ loswinden |