English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word sway
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
sway (swing; oscillate; vibrate; wag; wave; waggle) | ; | |
sway (affect; influence; impinge; shape; bias) |
| English | Dutch |
|---|---|
| sway | ⇆ beheersen; ⇆ beheersing; ⇆ beïnvloeden; ⇆ doen overhellen; ⇆ doen slingeren; ⇆ doen wiegen; ⇆ doen zwaaien; ⇆ heerschappij; ⇆ invloed; ⇆ macht; ⇆ overwicht; ⇆ slingeren; ⇆ verzetten; ⇆ wiegen; ⇆ zwaai; ⇆ zwaaien |
| hold sway over | ⇆ de scepter zwaaien over; ⇆ heersen over; ⇆ regeren over |