English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stay on

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
stay on
(be detained; be kept in; remain; lag; straggle)
stay on
resti brulanta
stay on
(continue in office; remain in office)
resti en sia funkcio
(sojourn);
(remain; stay over; abide; keep; rest; stop; tarry); ; ;
🔗 Can I stay?
(be a guest)
(linger; remain; abide; sojourn);
restadi
(brace; cramp‐iron; guy)
stag
(dwell; live; reside; house; lodge)
(halt; stop; end; hold; obstruct; stem; stall; arrest);
(pillar; support);
(keep; remain)
🔗 May is trying to do a deal with a fringe party to stay in power.

EnglishDutch
stay on aanblijven; blijven; doordienen; nablijven
stay afremmen; belemmering; blijven; een halt toeroepen; het uithouden; het volhouden; indammen; logeren; oponthoud; opschorten; opschorting; rem; schoor; schragen; stag; steun; stilstand; stuiten; stut; tegenhouden; toeven; uitstel; vang; verankeren; verblijf; verblijven; vertoeven; verwijlen; wachten; wonen; zich ophouden