English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stakes

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
stake
(pole; post; stanchion; prop; strut; standard)
stake
(pale)
;
stake
(interest; behalf)
stake
(pole; rod; bar; handle; shaft; staff; stave; spar)
stake
(bet)
stake
(bet on; wager; bank on)
wedden om
veti je
stake
stake
(faggot; pyre)
stake
(bet; wager)

EnglishDutch
stakes inleg; inleggeld; inzet; pot; prijs
stake aandeel; afbakenen; afpalen; afzetten; brandstapel; in de waagschaal stellen; inleg; inleggeld; inleggen; inzet; inzetten; ompalen; op het spel zetten; paal; staak; stutten; verwedden; wedden