English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word sprung
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(come; derive; originate; result; stem) | ; | deveni |
(well up; arise; well) | ; | |
(dash; hurtle; rush; surge; leap; shoot forward; spank; zip) | voorwaarts stormen ; zich werpen op |
English | Dutch |
---|---|
spring | ⇆ bron; ⇆ doen dichtslaan; ⇆ doen opspringen; ⇆ doen springen; ⇆ drijfveer; ⇆ laten springen; ⇆ lente; ⇆ ontspringen; ⇆ ontspruiten; ⇆ oorsprong; ⇆ opjagen; ⇆ opkomen; ⇆ opschieten; ⇆ opspringen; ⇆ plotseling aankomen met; ⇆ springader; ⇆ springbron; ⇆ springen; ⇆ springen over; ⇆ sprong; ⇆ van veren voorzien; ⇆ veer; ⇆ veerkracht; ⇆ veren; ⇆ verrijzen; ⇆ voorjaar; ⇆ voortkomen; ⇆ voortspruiten |
sprung from | ⇆ gesproten uit |
sprung mattress | ⇆ springmatras |