English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word spank
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
spank (dash; hurtle; rush; surge; leap; spring; shoot forward; zip) | voorwaarts stormen ; zich werpen op |
English | Dutch |
---|---|
spank | ⇆ doorstappen; ⇆ draven; ⇆ <een pak slaag op de billen geven>; ⇆ klap; ⇆ mep; ⇆ voor de billen geven; ⇆ voor de broek geven |
spank along | ⇆ doorstappen; ⇆ draven |
spanking | ⇆ aframmeling; ⇆ fiks; ⇆ flink; ⇆ groot; ⇆ heerlijk; ⇆ pak slaag; ⇆ pak voor de broek; ⇆ stevig |