English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word snowball

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
snowball
(arrowwood; viburnum)
snowball
snowball bush
(guelder‐rose; cranberry bush)
Gelderse roos
(dance)
🔗 If I did as I please, I would not be going to the ball.
(globe; bowl); ;
(ball of the thumb);
muis van de hand
(chunk; clod; lump; hunk; wad)
(testicle);
teelbal
(earth up; hill up; hole in);
(botch; bungle; screw up; spoil; blow; blunder; flub; foozle); ; ; ; ; ; ; ;
(globular)
🔗 The prince was under the snow for a “short period of time”, the spokesman said.

EnglishDutch
snowball met sneeuwballen gooien; sneeuwbal; sneeuwballen; steeds sneller aangroeien; steeds sneller toenemen; zich steeds sneller uitbreiden
snowball bush Gelderse roos
snowball effect sneeuwbaleffect
ball bal; ballen; bol; danspartij; kloot; kluwen; kluwenen; knot; kogel; pakken; pil; teelbal; zich ballen
snow besneeuwen; cocaïne; neersneeuwen; sneeuw; sneeuwen; uitstrooien