English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word secure of
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(affix; attach; determine; fasten; fix; make fast; set; stick; appoint; belay; peg) | ||
(affix; fasten; fix; clinch; consolidate; firm) | ; ; | |
(safe) | ; | |
🔗 A more secure choice is to use PHP itself to do the validation. | ||
(acquire; get; obtain; gain; impetrate) | ||
🔗 My client wishes to secure a parcel of scenic land. | ||
in de wacht slepen ; | alproprigi al si | |
(carry through; conduct; implement; accomplish; achieve; carry out) | ; ; tot stand brengen ; ; ; ; | |
(hook; couple; hang; grasp) | ||
(safeguard) | ; ; veilig stellen | |
(counteract; neutralize) |
English | Dutch |
---|---|
secure of | ⇆ zeker van |
secure | ⇆ bemachtigen; ⇆ beschermen; ⇆ bespreken; ⇆ beveiligen; ⇆ borgen; ⇆ de hand leggen op; ⇆ geborgen; ⇆ goed vastbinden; ⇆ goed vastgemaakt; ⇆ goed vastmaken; ⇆ goed vastzetten; ⇆ halen; ⇆ in veiligheid brengen; ⇆ opsluiten; ⇆ sluiten; ⇆ stevig; ⇆ vastbinden; ⇆ vastmaken; ⇆ vastsjorren; ⇆ vastzetten; ⇆ veilig; ⇆ veilig stellen; ⇆ verkrijgen; ⇆ verschaffen; ⇆ versterken; ⇆ verzekeren; ⇆ waarborgen; ⇆ zeker; ⇆ zich verschaffen; ⇆ zich verzekeren van |