English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word search

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(quest; searching; seeking); ;
(ransack; rummage);
🔗 Earlier this year, tax officials searched BBC offices in India, questioning staff about the organisation’s business operations in the country.
(frisk)
(frisking; patdown)
search engine
(seek; look for; be after; go after)
🔗 He is the one for whom I am searching.
searching
(quest; search; seeking)
; ; ; ; ; ;
search‐warrant
;

EnglishDutch
search afzoeken; doorzóéken; doorzoeking; fouilleren; fouillering; gezoek; onderzoek; onderzoeken; peilen; speurtocht; uitkammen; visitatie; visiteren; zoeken
house search huiszoeking
in search of op zoek naar
make a search for zoeken naar
search for zoeken naar
search into navorsen; onderzoeken
search me! ik heb geen idee!
search officer visiteur; visiteuse
search of the house huiszoeking
search out uitvorsen
tracing and search department opsporingsdienst
searcher onderzoeker; zoeker
searching diepgaand; doordringend; grondig; onderzoek; onderzoekend; scherp; vorsend
searchlight schijnwerper; zoeklicht
search‐party <groep uitgezonden om te zoeken>
search‐warrant bevel tot huiszoeking; huiszoekingsbevel