English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word refer
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
refer (direct; guide; manage; steer; conduct; drive; head; lead; address) | ; | |
refer (discuss; describe) | ; ; ; ; | |
refer (deal) | ; | |
refer (concern; relate; pertain; affect; apply) | ; ; ; ; zich verhouden ; omgang hebben | |
refer to (allude; hint) | ||
reference | ; | |
reference (certificate; testimony; certification; evidence) | ; ; ; | |
reference (consult) | ; | |
reference (mention) | vermelding | |
reference (description) |
English | Dutch |
---|---|
refer | ⇆ doorverwijzen; ⇆ refereren |
refer back | ⇆ terugwijzen; ⇆ verwijzen |
refer to | ⇆ betrekking hebben op; ⇆ doelen op; ⇆ doorzenden naar; ⇆ erop naslaan; ⇆ gelden; ⇆ het hebben over; ⇆ in handen stellen van; ⇆ melding maken van; ⇆ noemen; ⇆ onderwerpen aan; ⇆ op het oog hebben; ⇆ raadplegen; ⇆ refereren aan; ⇆ reppen van; ⇆ slaan op; ⇆ spreken over; ⇆ ter sprake brengen; ⇆ toeschrijven aan; ⇆ vermelden; ⇆ verwijzen naar; ⇆ voorleggen aan; ⇆ zich beroepen op; ⇆ zich wenden tot; ⇆ zinspelen op |
referable | ⇆ toe te schrijven |
reference | ⇆ betrekking; ⇆ bevoegdheid; ⇆ bewijsplaats; ⇆ getuigschrift; ⇆ informatie; ⇆ referentie; ⇆ referte; ⇆ vermelding; ⇆ verwijzing; ⇆ zinspeling |
referral | ⇆ verwijsbrief; ⇆ verwijsbriefje; ⇆ verwijskaart |