English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word reckon

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(count; impute; include);
rekenen tot
(deem; opine; think; feel; hold; see; believe; find)
🔗 He told me the truth, I reckon.
(consider)
aanmerken als
konsideri kiel
🔗 We reckon ourselves dead.
(count; tally)
🔗 He, Mazirian, who had already lived more years than he could easily reckon?
reckoning
reckoning
(calculation; tally; check; calculus)
;

EnglishDutch
reckon achten; berekenen; denken; houden voor; rekenen; tellen
reckon among rekenen onder; tellen onder
reckon by rekenen met
reckon in meerekenen; meetellen
reckon on rekenen op
reckon somebody among iemand tellen onder
reckon up optellen; samenvatten; uitrekenen
reckon upon rekenen op
reckon with afrekenen met; rekenen onder; rekening houden met; tellen onder
reckon without one’s host buiten de waard rekenen
reckoner rekenaar; rekentabellenboek
reckoning afrekening; berekening; bestek; rekening; vergelding