English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word rag gatherer

English → Dutch
  
EnglishDutch
gatherer inzamelaar; lezer; oogster; ophaler; plukker; verzamelaar; verzamelaarster
rag <week waarin studenten liefdadigheidsevenementen organiseren>; blaadje; doekje; ertussen nemen; jool; kiezelzandsteen; lap; lapje; lomp; lor; ontgroenen; pesten; pulpkrant; tod; vod; vodje

The word rag gatherer could not be translated into the selected target language by us.