English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word put somebody’s nose out of joint

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
joint
(articulation)
joint
(collective)
;
joint
(common; communal; concerted; generic; mutual; single)
;
joint
(collective)
opa
joint
joint
(seam; join; jointing)
;
voeg

EnglishDutch
put somebody’s nose out of joint iemand de voet dwars zetten; iemand de voet lichten; iemand dwarszitten; iemand ergeren; iemand jaloers maken
joint ex aequo; gebouw; geleding; gelegenheid; gelid; gemeen; gemeenschappelijk; gewricht; gezamenlijk; houtverbinding; joint; kast; keet; kit; knoop; kroeg; las; lassen; lid; mede‐; naad; scharnier; stickie; stuk; tent; toko; verbinden; verbinding; verbonden; verdelen; verenigd; voeg; voegen
nose besnuffelen; geur; hals; neus; neuzen; opsnuiven; reuk; snuffelen; stille verklikker; tuit; zich voorzichtig een weg banen