English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word prize

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(premium; award; bounty)
(esteem; think well of; value; think highly of; appreciate);
achting hebben voor
;
achting toedragen
;
(appreciate; like; enjoy; love; care)
prize‐fighter
profesia boksisto

EnglishDutch
prize bekroning; bekroond; beloning; beste; breekijzer; buit; buitmaken; eersteklas; hefboom; lichten; mooiste; openbreken; op prijs stellen; prijs; prijs‐; prijs maken; prijsschip
carry off the prize met de buit gaan strijken
consolation prize poedelprijs; troostprijs
distribution of prizes prijsuitdeling; prijsuitreiking
draw a prize een prijs trekken
make a prize of buitmaken; prijs maken
Nobel prize Nobelprijs
peace prize vredesprijs
prize court prijzenhof
prize law prijsrecht
prize open lichten; openbreken
prize up lichten; openbreken
misprize minachten; onderschatten
prize‐distribution prijsuitdeling; prijsuitreiking
prize‐fight bokswedstrijd; bokswedstrijd om geld
prize‐fighter beroepsbokser; bokser; vuistvechter
prize‐giving prijsuitdeling; prijsuitreiking
prizeman prijswinnaar
prize‐money prijsgeld; prijzengeld
prize‐question prijsvraag
prize‐ring ring
prizewinner prijswinnaar; winnaar