English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pretend

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(give as an excuse; plead; allege as excuse)
doen alsof
; ;
(feign); ;
ŝajnigi
pretence
(arrogance; assumingness; high‐handedness; presumption)
pretence
(assumingness; overbearingness; presumption)
pretence
(sham)
schijnvertoning
pretentious
;
parada
pretentious
(arrogant; presumptuous)
malmodesta

EnglishDutch
pretend beweren; de schijn aannemen; doen alsof; namaak‐; pretenderen; speelgoed‐; voorgeven; voorwenden
not pretend to niet de pretentie hebben
pretend to aanspraak maken op; dingen naar; kwansuis doen of; zich houden alsof
pretend to be … zich … houden
pretence aanmatiging; aanspraak; pretentie; schijn; voorwendsel
pretended gemaakt; gewaand; quasi‐; schijn‐; vermeend; voorgewend
pretender pretendent; veinzer
pretension aanmatiging; aanspraak; pretentie
pretentious aanmatigend; ingebeeld; pretentieus; vol pretenties