English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word polish

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 Ukrainian troops are training on advanced Leopard 2 tanks at a Polish military base, after Germany and other Western allies agreed to provide them.
(Polish language)
(wax; blacking; nugget)
schoencrème
;
schoensmeer
(furbish); ;
(wax)
🔗 The changes have also set Poland’s right‐wing government on a collision course with the European Union.

EnglishDutch
Polish Pools
polish beschaven; beschaving; bijschaven; boenen; gaan glimmen; glad worden; gladmaken; gladwrijven; glans; glanzen; ontbolsteren; opdoffen; oppoetsen; poetsen; poetsmiddel; polijsten; politoer; politoeren; slijpen; vijlen
brass polish koperpoets
copper polish koperpoets
French polish politoer
give it the final polish er de laatste hand aan leggen
nail polish nagellak
polish off afdoen; afraffelen; uit de weg ruimen; verorberen; vlug opdrinken; vlug opeten
polish up opfrissen; opknappen; oppoetsen
spit and polish overdreven aandacht voor netheid
floor‐polish vloerwas
Poland Polen
polished beschaafd
polisher glansborstel; poetser; polijster; slijper
repolish opnieuw polijsten; oppoetsen; weer opwrijven
shoe‐polish schoencrème; schoenpoets; schoensmeer