English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pity

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(have compassion on; feel pity; have pity for; feel sorry for);
🔗 I could almost pity the thing if she finds one.
(compassion; mercy; sympathy); ;
(have compassion on; pity; feel pity; feel sorry for);
medelijden hebben
; ;
🔗 I have no pity for Ramus Ymph.
(dismal; miserable; pitiful; poor; unenviable);
🔗 Mazirian saw her white form running along the river toward the lake, and took up the chase, heedless of the piteous cries of the three women in the pen.
pitiful
(dismal; miserable; poor; unenviable; piteous)
pitiless
(relentless; callous; hardline; merciless; ruthless)
; ;

EnglishDutch
pity begaan zijn met; beklagen; deelneming; deernis; deernis hebben met; erbarming; mededogen; medelij; medelijden; medelijden hebben met; meelij; meelij hebben met; ontferming; te doen hebben met
feel pity for medelijden hebben met; meelij hebben met
for pity’s sake in godsnaam; in vredesnaam; om godswil
have pity on begaan zijn met; beklagen; deernis hebben met; medelijden hebben met; meelij hebben met; zich erbarmen over
in pity uit medelijden
in pity of uit medelijden voor
it is a pity het is jammer
it is a pity that het is spijtig dat
more’s the pity des te erger; wat nog erger is
out of pity uit medelijden
out of pity for uit medelijden voor
rouse somebody’s pity iemands medelijden opwekken
take pity on begaan zijn met; beklagen; medelijden hebben met; meelij hebben met; zich ontfermen over
to be pitied beklagenswaard; beklagenswaardig; te beklagen zijn
what a pity! wat jammer!
piteous bedroevend; deerlijk; ellendig; erbarmelijk; jammerlijk; treurig; zielig
pitiable bedroevend; beklagenswaard; beklagenswaardig; deerniswaard; deerniswaardig; deerniswekkend; deplorabel; erbarmelijk; jammerlijk; zielig
pitiful armzalig; deerlijk; deerniswekkend; droevig; erbarmelijk; jammerlijk; kommerlijk; lamentabel; meelijwekkend; spijtig; treurig
pitiless meedogenloos; onbarmhartig; ongenadig; onmeedogend
self‐pity zelfbeklag; zelfmedelijden