English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pickpocket

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
pick (pluck; tear off)	afplukken ; plukken	deŝiri
pick (stab; sting; pierce; prick; puncture; pique; stick; jab; poke; goad; prickle)	pikken	piki
pick (pluck)	afplukken ; plukken	pluki
pick (choose; elect; pick out; opt)	kiezen ; uitkiezen ; uitzoeken	elekti
pick (select)	selecteren	selekti
pick	plukken	ŝiri
pocket	zak	poŝo
🔗 Anything found in the pockets was put atop the chests, and the old clothes were bundled up carelessly, like rags.
pocket	opstrijken	enpoŝigi
pocket	broekzak	pantalonpoŝo

English	Dutch
pickpocket	⇆ zakkenroller
pick	⇆ afkluiven; ⇆ afpluizen; ⇆ afplukken; ⇆ bikken; ⇆ haaksleutel; ⇆ keus; ⇆ kiezen; ⇆ kluiven; ⇆ oppikken; ⇆ oprapen; ⇆ peuteren in; ⇆ pik; ⇆ pikken; ⇆ pluizen; ⇆ pluk; ⇆ plukken; ⇆ puik; ⇆ pulken; ⇆ punthouweel; ⇆ rapen; ⇆ rollen; ⇆ tandenstoker; ⇆ uitkiezen; ⇆ uitpeuteren; ⇆ uitpluizen; ⇆ uitzoeken; ⇆ zoeken
pocket	⇆ gevechtshaard; ⇆ geïsoleerd gebiedje; ⇆ haard; ⇆ in de zak steken; ⇆ kapen; ⇆ miniatuur‐; ⇆ opstrijken; ⇆ opzij zetten; ⇆ slikken; ⇆ stoppen; ⇆ zak; ⇆ zak‐