English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word outlive

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
outlive
(survive)
(dwell; reside; stay; house; lodge); ;
🔗 The door being open, T’sain looked to see who might live here.
(vital; vivid; animate)
(directly; independently);
senpere
🔗 I’ve lived here half my life.
(outside; without);
🔗 At least I can have my pipe out there.
(outside; outward);
🔗 He pushed on the door, forcing her out.
(unconscious)
(outside of; outside)
(off)

EnglishDutch
outlive langer leven dan; overleven; te boven komen
not outlive the night de dag niet halen
outlive its usefulness zijn tijd gehad hebben
outlive one’s day zichzelf overleven
live actief; actueel; bestaan; blijven leven; brandend; direct; echt; energiek; geladen; gloeiend; heus; huizen; in leven; in leven blijven; leven; levend; levendig; live; onder spanning staand; onder stroom staand; onontploft; op scherp staand; rechtstreeks; scherp; spanningvoerend; wonen; woonachtig zijn; zich ophouden
out af; bekend; bewusteloos; buiten; buitengaats; daarbuiten; daaruit; eropuit; eruit; geopenbaard; in staing; naar buiten; niet meer aan de slag; niet meer aan het bewind; niet thuis; om; op; te veld; uit; uit de mode; uit het gelid; uit het lid; uitgedoofd; uitgesloten; weg