English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word origin
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; | ||
🔗 Even the origin of his name is uncertain. | ||
(lineage; background; derivation; descent; provenance; ancestry) | ; | |
(come; derive; result; stem; spring) | deveni | |
(initiate; start; float; institute; introduce; launch) | de stoot geven tot ; het initiatief nemen tot | |
(arise; be born) | ; ; ; het licht zien |
English | Dutch |
---|---|
origin | ⇆ afkomst; ⇆ begin; ⇆ beginpunt; ⇆ bron; ⇆ herkomst; ⇆ komaf; ⇆ ontstaan; ⇆ oorsprong; ⇆ oorzaak; ⇆ origine |
certificate of origin | ⇆ bewijs van herkomst; ⇆ bewijs van oorsprong; ⇆ certificaat van oorsprong |
have its origin in | ⇆ zijn oorsprong vinden in |
originate | ⇆ afkomstig zijn; ⇆ ontstaan; ⇆ uitgaan; ⇆ voortbrengen; ⇆ voortkomen; ⇆ voortspruiten |
originative | ⇆ creatief |