English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word money talks

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(bread; dough);
🔗 They had plenty of money.
(speech; discourse; talking; speaking)
(causerie)
kozerio
(speak);
🔗 Who are you talking to?

EnglishDutch
money talks met geld gaan alle deuren voor je open
money centen; geld; geldelijk; munt
talk bespreking; causerie; conversatie; discussie; gepraat; geroddel; gesprek; het hebben over; kout; kouten; onderhoud; praat; praatje; praats; praten; redekavelen; roddelen; smoezen; spreken; spreken over; toespraak