English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word lose one’s life

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
lose one’s life
(perish)
;
🔗 It’s life, Jim, but not as we know it.
(liveliness; vitality; vivacity)
(life imprisonment)
ĝismorta malliberigo
🔗 He would lead a life of crime.
(fall away; lose flesh; lose in weight)
; ;
🔗 As an adult, Leon Czolgosz worked in a Cleveland factory until he lost his job in a labour dispute in 1893.
(forfeit)
🔗 Johnson’s speech on Wednesday night reflects the Brexiteers’ growing fears that, while they won the referendum battle, they might be losing the war.
(go to the wall; be worsted; have the worse; get the worst of it; be beaten; be defeated)

EnglishDutch
lose one’s life het leven erbij inschieten; het leven laten; het leven verliezen; om het leven komen
life duur; handel en wandel; leven; levensbeschrijving; levensduur; levenslang; levenswandel; levenswijze; leventje; mensenleven
lose achterlopen; afraken van; afvallen; doen verliezen; erbij inschieten; het verliezen; kwijtraken; missen; schade lijden; verbeuren; verliezen; verspelen; verzuimen