English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word live at close quarters
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(dwell; reside; stay; house; lodge) | ; ; | |
🔗 The door being open, T’sain looked to see who might live here. | ||
(vital; vivid; animate) | ||
(directly; independently) | ; | senpere |
🔗 I’ve lived here half my life. | ||
(district; neighbourhood; area; ward) | ; ; | |
(fourth) | ; ; vierendeel | |
🔗 You don’t know a quarter of it. | ||
(term) | ||
kvaronumi | ||
quarters | ; | ĉambroj |
English | Dutch |
---|---|
live at close quarters | ⇆ klein behuisd zijn |
live | ⇆ actief; ⇆ actueel; ⇆ bestaan; ⇆ blijven leven; ⇆ brandend; ⇆ direct; ⇆ echt; ⇆ energiek; ⇆ geladen; ⇆ gloeiend; ⇆ heus; ⇆ huizen; ⇆ in leven; ⇆ in leven blijven; ⇆ leven; ⇆ levend; ⇆ levendig; ⇆ live; ⇆ onder spanning staand; ⇆ onder stroom staand; ⇆ onontploft; ⇆ op scherp staand; ⇆ rechtstreeks; ⇆ scherp; ⇆ spanningvoerend; ⇆ wonen; ⇆ woonachtig zijn; ⇆ zich ophouden |
quarter | ⇆ <lengtemaat>; ⇆ <massa‐eenheid>; ⇆ achterwerk; ⇆ afzoeken; ⇆ bout; ⇆ buurt; ⇆ in vieren delen; ⇆ in vieren verdelen; ⇆ inkwartieren; ⇆ kwart; ⇆ kwartaal; ⇆ kwartier; ⇆ kwartje; ⇆ landstreek; ⇆ stadswijk; ⇆ vierde; ⇆ vierde deel; ⇆ vierendeel; ⇆ vierendelen; ⇆ wijk; ⇆ windstreek; ⇆ zijstuk |
quarters | ⇆ achterhand; ⇆ achterste; ⇆ huisvesting; ⇆ kamers; ⇆ kwartieren; ⇆ logies; ⇆ plaats; ⇆ verblijf; ⇆ verblijven; ⇆ vertrekken |