English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word interconnect
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(connect up; plug in; assemble) | ; | |
(join) | ||
(couple) | ||
(join; unite; assemble; combine; join together) | ||
English | Dutch |
---|---|
interconnect | ⇆ onderling aaneengeschakeld zijn; ⇆ onderling aaneenschakelen; ⇆ onderling verbinden; ⇆ onderling verbonden zijn |
connect | ⇆ aaneensluiten; ⇆ aansluiten; ⇆ aansluiting hebben; ⇆ in verband brengen; ⇆ in verbinding staan; ⇆ koppelen; ⇆ liëren; ⇆ schakelen; ⇆ verbinden; ⇆ verenigen |