English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word intend

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(mean; plan; propose; plan on); ; ; ;
🔗 That is what I intend to do.
(aim; goal; purpose; target; butt; end; objective; destination; object)
(intention; plan)
🔗 I don’t know my father’s intent.

EnglishDutch
intend bedoelen; beogen; bestemmen; de bedoeling hebben; inzicht; toedenken; van plan zijn; van plan zijn om te; voorhebben; voornemens zijn; zich voorstellen
intend for bestemmen voor
intend something for somebody iemand iets toedenken
intend to het voornemen hebben om; voornemens zijn om
intend well het goed bedoelen; het goed menen
intended aanstaande; galant; opzettelijk; voorgenomen
intending aanstaand
intent bedoeling; ingespannen; oogmerk; opzet; strak