English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word informal wear

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 She wore an informal white gown.
informal
(colloquial; familiar)
;
;
🔗 Why did he wear the hood?
(go about; tack)
bij de wind draaien
;
overstag gaan
taki
(continue; endure; keep on; last; persist; go on); ; ; ; ;
slijtage
(carry)
🔗 Did you think they wore signs?

EnglishDutch
informal wear stadskledij; stadskleren
informal familiaar; familiair; informeel; inofficieel; los; ongedwongen
wear aanhebben; afmatten; afslijten; degelijkheid; dracht; dragen; gebruik; goed; houdbaarheid; kleding; kleren; lang vallen; slijtage; slijten; uitsluiten; vermoeien; verslijten; vertonen; voorbijgaan; voorhebben; zich houden; zich laten dragen