English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word inflammation

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
inflammation
ontsteking veroorzaken
inflamigi

EnglishDutch
inflammation ontbranding; ontsteking; ontvlamming; vurigheid
gall‐bladder inflammation galblaasontsteking
inflammation of the throat keelontsteking
nasal inflammation neusontsteking
inflame doen gloeien; doen ontvlammen; doorgloeien; ontsteken; ontvlammen; verhitten; vlam vatten