English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word harmed

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
harm (damage; injure; spoil; hurt; impair; mutilate; vitiate; break)	bederven ; beschadigen ; havenen ; stukmaken ; toetakelen ; kapotmaken	difekti
harm (hurt; injure; prejudice)	benadelen	kaŭzi malprofiton
harm (hurt; injure; prejudice)	benadelen	kaŭzi malutilon al
harm (injure)	letsel toebrengen	lezi
🔗 Did the beast harm you?
harm (damage)	benadelen ; deren ; schaden	malutili
harm (be injurious to)	schaden	noci
harm	kwaad doen	suferigi
🔗 Nothing will harm you.
harm (injury; lesion)	letsel	lezo
harm (damage; detriment; hurt; injury; loss; shenanigan; disadvantage)	nadeel ; schade	malutilo
🔗 Has he not done enough harm?
harm (damage; defect; flaw; hurt; impairment; imperfection)	beschadiging ; defect ; gebrek	difekto
unharmed	ongedeerd	nevundita

English	Dutch
harm	⇆ benadelen; ⇆ deren; ⇆ kwaad; ⇆ kwaad doen; ⇆ leed; ⇆ letsel; ⇆ letsel toebrengen; ⇆ nadeel; ⇆ schade; ⇆ schaden
unharmed	⇆ onbeschadigd; ⇆ ongedeerd; ⇆ ongekwetst; ⇆ zonder letsel